maandag 27 december 2010

Hoogstamfruit: een kritische apologie


Deze peer is bijna ideaal. Hij (of zij?) staat hier nu een jaar of 20 en we doen er eigenlijk nooit wat aan. De enige kanttekening is de kwaliteit en houdbaarheid van de peertjes; deze rijpen vroeg en zijn al snel melig. Je kunt er heerlijk heldere perenwijn van maken, maar daarmee houdt het dan wel op.


Als verklaard liefhebber van hoogstamfruitbomen (en van 'oude rassen') stoor ik me toch met enige regelmaat aan de eenzijdige propaganda. Er is dan sprake van een verheerlijking die zich heeft losgezongen van de realiteit. Hoogstammen worden vaak vereenzelvigd met het gezonde onbespoten fruit uit de tijd dat alles nog goed was: dat is een nostalgische opvatting. Nostalgie is maar al te vaak een verlangen naar iets dat nooit was. Laat ik het dus met waardering over hoogstammen hebben, maar zonder nostalgie.

Bovendien is er niets mis met kleinere fruitboompjes of -struiken op zwakker groeiende onderstam. Zwakgroeiende onderstammen worden nogal eens gememoreerd als een verwerpelijk verschijnsel van de hedendaagse fruitteelt, maar dergelijke onderstammen zijn al bekend sinds de middeleeuwen. Wel relatief nieuw is de techniek van het virusvrij maken (een warmtebehandeling) waardoor er nu een ruim aanbod is in gezond uitgangsmateriaal. 

De Groninger Kroon op het achtererf lijkt onverwoestbaar. Toen we hier in 1976 kwamen, was het de enige fruitboom op het terrein. Mottig en aangevreten door de paarden. Nadat nieuw aangelegde windsingels en hagen wat postuur kregen kwam de groei er weer in, en aangeplante appelrassen zorgen voor bestuiving. Zo'n 25 jaar terug woei hij om; ik heb hem met een autokrik en balkjes weer enigszins omhoog gekregen. Bij die gelegenheid is ook meer dan de helft van de kroon uitgezaagd om de schade aan de wortels te compenseren. Na twee jaar droeg hij weer volop.
Hier drie piramidale St. Remy peren; deze zijn zo'n 25 jr. oud en maken deel uit van een rij hoogstammen langs het toegangspad.

Peer Fertility op zaailing; dit boompje is een kleine 20 jr. Fertility draagt erg rijk (wat zou je anders verwachten met zo'n naam) en groeit maar matig.

Mooi
Hoogstamfruitbomen (boomgaardjes) horen bij een cultuurlandschap. Ze geven cachet aan boerenerven en grotere tuinen. Wanneer je buiten woont, en voldoende ruimte hebt, horen hoogstamfruitbomen erbij. Ze zijn prachtig tijdens de bloei en als ze rijk zijn beladen met fruit is het schouwspel luxueus. Het vaak grillig gevormde vruchthout geeft fruitbomen een karakteristiek wintersilhouet.

Minder mooi
Maar het gaat ook nogal eens mis met hoogstamfruitbomen. Cultuurfruit vraagt nu eenmaal verzorging; het ene ras (veel) méér dan het andere. Wanneer die verzorging achterwege blijft komen er vroeg of laat problemen; die kunnen veelsoortig zijn, maar het resultaat is dan maar al te vaak een armoedig ogende boom. Een kwijnende vruchtboom biedt een mistroostige aanblik.

Mooie hoogstammen: appel en peer
Voor mooie gezonde hoogstammen kies je voor sterke (ziekte resistente) rassen die een evenredige groei hebben en met vruchthout dat niet te snel veroudert. Daar hoef je het minst aan te snoeien om het model er in te houden en de om vruchtbaarheid te bewaren.
De vorming van een luchtige kroon met ruim uit elkaar geplaatste gesteltakken (het geraamte) is de belangrijkste basisvoorwaarde om de boom, zonder al te veel onderhoud, gezond te houden.
Appel en (vooral) peer kunnen, wanneer ze een goede standplaats hebben, monumentale bomen vormen. Peren hebben meestal de neiging tot een piramidale boomvorm; de stam loopt dan door in één opgaande, regelmatig vertakte, harttak. Appels vormen doorgaans van nature een bolle kroon zonder de kenmerkende doorlopende harttak. Meestal vraagt de natuurlijke groeivorm (dat wat de boom zelf wil) de minste onderhoudssnoei.
Om een hoogstam qua hoogte werkbaar te houden, moet je kiezen voor een ras met een tamelijk 'vlakke' (= weinig steile) takaanzet en een 'open' kroon.

Pruim
Als hoogstam kent pruim zijn beperkingen. Pruimen zijn bewerkelijk: niet zozeer vanwege de snoei; maar vanwege de noodzakelijke vruchtdunning. Vrijwel alle gangbare rassen zijn overdreven vruchtbaar en wanneer je daar niet sterk op ingrijpt, zal er van alles misgaan; de belangrijkste problemen zijn dan takbreuk en Monilia-rot bij de vruchten. En ook wanneer je voldoende hebt gedund, zul je waarschijnlijk nog regelmatig de boom in moeten, om tijdig rotte (Monilia) vruchten te verwijderen.
Bij pruimen is de meest gebruikte onderstam (tot dusver) de St.Julien-A en op deze onderstam houden de meeste rassen een (min of meer handelbaar formaat. Voor sterker groeiende onderstammen zijn de meeste pruimenrassen in feite ongeschikt; dan kun je het beter houden bij kleinvruchtige rassen/typen (jampruimen) zoals Wichters.

Twee pruimen op St.Julien-A


Geschikt of ongeschikt?
Hoogstammen hebben de potentie veel fruit te produceren; twee- á driehonderd kilo is voor een goed ontwikkelde hoogstam niets bijzonders. Kies daarom rassen die goed bewaarbaar zijn en die tegen een stootje kunnen, want de praktijk zal zijn dat je vaak valfruit raapt.
Kwetsbaar seizoenfruit zoals zomerappels of boterperen kun je maar beter op een zwakgroeiende onderstam telen en compact houden. Dan kun je op een klein oppervlak een leuke collectie smulfruit hebben om optimaal genietend de zomer door te komen.

Hoogstammen kies je voor het mooi, maar het is moeilijk om er economische argumenten voor te vinden. Hoogstammen vragen ook nogal wat geduld: niet alleen duurt het jaren voor je oogst van betekenis hebt; het duurt ook lang (decennia) voor een hoogstam het lullige-boompjes-stadium is gepasseerd. Fruit op zwakgroeiende onderstam daarentegen, draagt vaak al het jaar na aanplant en kan zich in een jaar of zes tot een bekoorlijk boompje ontwikkelen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten