donderdag 30 december 2010

Winterfruit, valfruit, vogels, bemesting

We oogsten wat we nodig hebben, de rest blijft onder de bomen liggen; voor de vogels en wat er verder van wil eten. Het late bewaarfruit blijft lang intact. Zomer- en herfstrassen zijn meestal binnen een maand verteerd. Zo dienen ze weer als meststof. 

Granny Smith rijpt hier (in ons klimaat) eigenlijk niet af en blijft lang in de boom hangen, vaak tot in maart.
Ik kom nogal eens adviezen tegen om valfruit op te ruimen met oog op besmetting door schimmelziekten, maar dat lijkt me alleen relevant voor vruchtmummies door Monilia-rot. Die worden ook niet door vogels gegeten (!?) en blijven een bron van besmetting. Voor het overige lijkt het me een onzinadvies. Ik heb hier ondervonden dat rassen aangetast raken door schurft of meeldauw wanneer ze daar gevoelig voor zijn, en ook dat sterke rassen geen hinder lijken te ondervinden van besmettingsbronnen in de directe omgeving.

's Winters trekt het fruit veel vogels zodat de bomen dan steeds bevolkt zijn met vooral merels en wat minder frequent kramsvogels en koperwieken. Al die vogels zouden een extra infectierisico betekenen. Ze hoppen immers door het aangevreten fruit op de grond en gaan daarna weer met hun scherpe nagels de boom in. Zover ik het kan beoordelen lijkt het me niet dat daaraan enig nadeel is toe te schrijven. 

Overigens wordt het meeste fruit hier eigenlijk nooit bemest. De grond is vruchtbaar genoeg, en bovendien bemest een boom zichzelf met het (fijn-)stof dat door het blad wordt gevangen en door de regen de grond inspoelt. 
Zolang fruitbomen goed in het blad zitten en voldoende dragen en groeien, is het volstrekt onnodig ze nog eens extra op te jagen met overbodige voedingsstoffen: dat maakt ze alleen maar week en bevattelijk. Ik bemest alleen wanneer dat nodig lijkt, en dan nog met mate.


Querina Florina blijft ook lang hangen, maar daarmee is het na een flinke vorstperiode wel gedaan. Het is een prima bewaarbare appel die pas na een paar maanden bewaring op smaak begint te komen.

Detail valfruit: Querina Florina.

maandag 27 december 2010

Hoogstamfruit: een kritische apologie


Deze peer is bijna ideaal. Hij (of zij?) staat hier nu een jaar of 20 en we doen er eigenlijk nooit wat aan. De enige kanttekening is de kwaliteit en houdbaarheid van de peertjes; deze rijpen vroeg en zijn al snel melig. Je kunt er heerlijk heldere perenwijn van maken, maar daarmee houdt het dan wel op.


Als verklaard liefhebber van hoogstamfruitbomen (en van 'oude rassen') stoor ik me toch met enige regelmaat aan de eenzijdige propaganda. Er is dan sprake van een verheerlijking die zich heeft losgezongen van de realiteit. Hoogstammen worden vaak vereenzelvigd met het gezonde onbespoten fruit uit de tijd dat alles nog goed was: dat is een nostalgische opvatting. Nostalgie is maar al te vaak een verlangen naar iets dat nooit was. Laat ik het dus met waardering over hoogstammen hebben, maar zonder nostalgie.

Bovendien is er niets mis met kleinere fruitboompjes of -struiken op zwakker groeiende onderstam. Zwakgroeiende onderstammen worden nogal eens gememoreerd als een verwerpelijk verschijnsel van de hedendaagse fruitteelt, maar dergelijke onderstammen zijn al bekend sinds de middeleeuwen. Wel relatief nieuw is de techniek van het virusvrij maken (een warmtebehandeling) waardoor er nu een ruim aanbod is in gezond uitgangsmateriaal. 

De Groninger Kroon op het achtererf lijkt onverwoestbaar. Toen we hier in 1976 kwamen, was het de enige fruitboom op het terrein. Mottig en aangevreten door de paarden. Nadat nieuw aangelegde windsingels en hagen wat postuur kregen kwam de groei er weer in, en aangeplante appelrassen zorgen voor bestuiving. Zo'n 25 jaar terug woei hij om; ik heb hem met een autokrik en balkjes weer enigszins omhoog gekregen. Bij die gelegenheid is ook meer dan de helft van de kroon uitgezaagd om de schade aan de wortels te compenseren. Na twee jaar droeg hij weer volop.
Hier drie piramidale St. Remy peren; deze zijn zo'n 25 jr. oud en maken deel uit van een rij hoogstammen langs het toegangspad.

Peer Fertility op zaailing; dit boompje is een kleine 20 jr. Fertility draagt erg rijk (wat zou je anders verwachten met zo'n naam) en groeit maar matig.

Mooi
Hoogstamfruitbomen (boomgaardjes) horen bij een cultuurlandschap. Ze geven cachet aan boerenerven en grotere tuinen. Wanneer je buiten woont, en voldoende ruimte hebt, horen hoogstamfruitbomen erbij. Ze zijn prachtig tijdens de bloei en als ze rijk zijn beladen met fruit is het schouwspel luxueus. Het vaak grillig gevormde vruchthout geeft fruitbomen een karakteristiek wintersilhouet.

Minder mooi
Maar het gaat ook nogal eens mis met hoogstamfruitbomen. Cultuurfruit vraagt nu eenmaal verzorging; het ene ras (veel) méér dan het andere. Wanneer die verzorging achterwege blijft komen er vroeg of laat problemen; die kunnen veelsoortig zijn, maar het resultaat is dan maar al te vaak een armoedig ogende boom. Een kwijnende vruchtboom biedt een mistroostige aanblik.

Mooie hoogstammen: appel en peer
Voor mooie gezonde hoogstammen kies je voor sterke (ziekte resistente) rassen die een evenredige groei hebben en met vruchthout dat niet te snel veroudert. Daar hoef je het minst aan te snoeien om het model er in te houden en de om vruchtbaarheid te bewaren.
De vorming van een luchtige kroon met ruim uit elkaar geplaatste gesteltakken (het geraamte) is de belangrijkste basisvoorwaarde om de boom, zonder al te veel onderhoud, gezond te houden.
Appel en (vooral) peer kunnen, wanneer ze een goede standplaats hebben, monumentale bomen vormen. Peren hebben meestal de neiging tot een piramidale boomvorm; de stam loopt dan door in één opgaande, regelmatig vertakte, harttak. Appels vormen doorgaans van nature een bolle kroon zonder de kenmerkende doorlopende harttak. Meestal vraagt de natuurlijke groeivorm (dat wat de boom zelf wil) de minste onderhoudssnoei.
Om een hoogstam qua hoogte werkbaar te houden, moet je kiezen voor een ras met een tamelijk 'vlakke' (= weinig steile) takaanzet en een 'open' kroon.

Pruim
Als hoogstam kent pruim zijn beperkingen. Pruimen zijn bewerkelijk: niet zozeer vanwege de snoei; maar vanwege de noodzakelijke vruchtdunning. Vrijwel alle gangbare rassen zijn overdreven vruchtbaar en wanneer je daar niet sterk op ingrijpt, zal er van alles misgaan; de belangrijkste problemen zijn dan takbreuk en Monilia-rot bij de vruchten. En ook wanneer je voldoende hebt gedund, zul je waarschijnlijk nog regelmatig de boom in moeten, om tijdig rotte (Monilia) vruchten te verwijderen.
Bij pruimen is de meest gebruikte onderstam (tot dusver) de St.Julien-A en op deze onderstam houden de meeste rassen een (min of meer handelbaar formaat. Voor sterker groeiende onderstammen zijn de meeste pruimenrassen in feite ongeschikt; dan kun je het beter houden bij kleinvruchtige rassen/typen (jampruimen) zoals Wichters.

Twee pruimen op St.Julien-A


Geschikt of ongeschikt?
Hoogstammen hebben de potentie veel fruit te produceren; twee- á driehonderd kilo is voor een goed ontwikkelde hoogstam niets bijzonders. Kies daarom rassen die goed bewaarbaar zijn en die tegen een stootje kunnen, want de praktijk zal zijn dat je vaak valfruit raapt.
Kwetsbaar seizoenfruit zoals zomerappels of boterperen kun je maar beter op een zwakgroeiende onderstam telen en compact houden. Dan kun je op een klein oppervlak een leuke collectie smulfruit hebben om optimaal genietend de zomer door te komen.

Hoogstammen kies je voor het mooi, maar het is moeilijk om er economische argumenten voor te vinden. Hoogstammen vragen ook nogal wat geduld: niet alleen duurt het jaren voor je oogst van betekenis hebt; het duurt ook lang (decennia) voor een hoogstam het lullige-boompjes-stadium is gepasseerd. Fruit op zwakgroeiende onderstam daarentegen, draagt vaak al het jaar na aanplant en kan zich in een jaar of zes tot een bekoorlijk boompje ontwikkelen.

woensdag 22 december 2010

Reeën

Vanuit huis: ' . . Er lopen er nu twee achter je.'
 

Reeën zie ik doorgaans in de verte, en zeker niet dagelijks. Maar opeens zijn ze vaste gast. Ik kom steeds meer van die ovale sneeuwvrije plekken tegen, die aan alle beschrijvingen van een reeën-leger (=ligplaats) voldoen. De Dikke Jongen besnuffelt ze met onverholen aandacht.  
Reeën lijken dagelijks een nieuwe slaapplaats te kiezen, want ik ben er inmiddels wel dertig tegengekomen. Nooit vlak naast elkaar: altijd op een paar meter onderlinge afstand.

Gisteren, toen ik mijn ochtendrondje liep met de Dikke Jongen, vluchten er twee weg. Ze maakten bijna demonstratief overdreven hoge sprongen. Eén leek bij elke stap-sprong wel twee meter hoog de lucht in te veren - toch wat overdreven op een pad zonder belemmeringen en met vrij zicht, en bovendien geen economische manier van bewegen. Maar wel mooi natuurlijk.

Vanochtend ging ik na het rondje met de D.J. nog even terug, om wat foto's te maken van de legers en van de sporen bij de spruitkool; daar hadden ze de koppen uit gegeten (de boerenkool ernaast was onaangeroerd).
Toen ik naar de legers liep, stond ik opeens oog in oog met een reebok, die er gezwind vandoor ging. Dan ben je, zelfs met een camera in je hand, toch nog (bijna) te laat. Bovendien gebruik ik een 24-70 lens en dat is, met een full-frame camera, niet de combinatie om schuw wild in beeld te brengen.
Maar toch een plaatje! 

Toen ik het resultaat op de computer bekeek, zei Manja dat ik me beter even om kon draaien om een betere te maken; ' .. er lopen er nu twee achter je.'
 

 Legers (ligplekken van reeën) als je het weet zie je er drie


en hier nog twee
 
 24-70 is geen ideale lens voor een dergelijke foto
 hier een uitsnede
uit compassie komen ze dan maar even wat bij het huis ronddrentelen

zondag 19 december 2010

Urine als fungicide? Preventie tegen schurft en meeldauw

In 'De biologische moestuin van maand tot maand' van Lawrence D. Hills (Nederlandstalige editie Zomer & Keuning 1984) kwam ik vorige winter het advies tegen om kruisbessen, die gevoelig zijn voor Amerikaanse kruisbessenmeeldauw, te besproeien met zuivere urine. Dit moet dan gebeuren op het moment dat de bladknoppen zich openen, en drie weken later nog eens met urine die verdund is met drie delen water. 
Hills meldt ook dat het bespuiten van appels en peren met zuivere (onverdunde) urine in Canada werkzaam is gebleken tegen schurft; ook in dit geval wordt gespoten kort voor de bladknoppen zich ontvouwen.

Hier werd ik enthousiast van! – echt een tip uit de categorie waar ik dol op ben: baat-het-niet-dan-schaadt-het-niet (dat is het belangrijkste); weinig werk en een grondstof waar je ook niet lang om hoeft te zoeken.

Ik heb, toen het aanbevolen tijdstip naderde, een plastic jerrycan met een comfortabele opening (dat is makkelijk plassen) in de stal gezet, en deze gefrequenteerd tot het door mij gestelde quotum van een liter of vier bereikt was. Dat duurde toch wel even, maar als zo'n can een weekje staat, ruik je al dat het moet gaan werken (optimistische interpretatie).

Bij gebrek aan meeldauwgevoelige kruisbessen (ik heb resistente rassen) heb ik maar een proefje gedaan op een pruim, een Victoria (op St. Juliën A) die het al jaren niet geweldig doet, en altijd vrij veel door Monilia-rot aangetaste vruchten heeft. Tenslotte . . . Je weet maar nooit.
Daarnaast ook een portie gesproeid op een slecht groeiende, altijd schurftige peer. In principe was zo'n kwakkelaar – in dit geval een Colette op zaailing – bij mij allang de kachel ingegaan, maar de vruchten zijn te lekker om te willen missen.

De resultaten waren niet echt overweldigend, maar de Victoria (pruim) had mooier en méér blad dan het jaar ervoor; op de Monillia-aantasting leek het echter weinig effect te sorteren.
Bij de Colette (peer) leek er significant minder schurft te zijn.

Op zich natuurlijk geen bewijs, want er zijn elk jaar wel fluctuaties. Bovendien is zo'n experiment(tje) natuurlijk geen proef, maar een probeersel. Het feit echter, dat ureum ook gebruikt wordt bij de geïntegreerde bestrijding van schurft in de gangbare fruitteelt, geeft aan dat het gebruik van urine zo gek nog niet is. Het is aangetoond dat ureum de afbraak van ascosporen bevordert.


dinsdag 14 december 2010

Fruit: oude rassen





Oude rassen
Wanneer je buiten woont en ecologisch wilt tuinieren zijn oude fruitrassen bijna een 'must'. Deels terecht, want er zijn valide argumenten die tot de keus van bepaalde oude rassen kunnen leiden, maar deels ook onterecht op grond van historisch onjuiste veronderstellingen.

Je hebt, wanneer je oude fruitrassen in je keus betrekt, méér smaken tot je beschikking en ook op het gebied van oogstspreiding en bewaarbaarheid hebben oude rassen vaak meer te bieden dan moderne fruitselecties die zijn toegesneden op hedendaagse methoden van teelt en bewaring.
Oude rassen stammen uit een tijd dat arbeidsloon nog geen bepalende factor was, en men ook geen beschikking had over bewaarruimten met geavanceerde klimaatregeling; daar beschik je als particulier nu ook niet over, dus dat is een belangrijk aanknopingspunt. Ook de eis dat fruit in zo min mogelijk plukgangen geoogst moet kunnen worden is voor amateurs zelden relevant; vaak is het juist prettig dat je een ras langere tijd door kan plukken.

Een misverstand echter is dat oude rassen per definitie geschikt zijn voor onbespoten teelt. Jazeker, er zijn volop oude rassen met een behoorlijke, soms uitstekende, weerstand tegen de gebruikelijke ziekten en plagen, maar dat is beslist geen regel. De meeste oude rassen zijn niet ouder dan zo'n 150 jaar en zijn ontstaan tijdens de hausse in de fruitteelt die een gevolg was van de industriële revolutie. Niet dat het spuiten met giftige stoffen toen pas in zwang kwam, want dat was al veel langer aan de orde. 

Zolang de mens fruit teelt is er gebruik gemaakt van middelen om plagen te bestrijden; dat dateert al van ver voor onze jaartelling. Tot de vroegste middelen behoren plantenextracten, houtas en kalk, maar sinds de 17e eeuw komen ook stoffen als koper, lood en kwik in beeld. 

Laat de gedachte dus varen dat men vroeger geen bestrijdingsmiddelen gebruikte - dat gaat alleen maar op voor marginale boertjes waarvoor (de kwaliteit van) het fruit maar bijzaak was - en houd er rekening mee dat lang niet alle oude rassen van nature gezond en sterk zijn. 
Dat kun je overigens ook lezen in de literatuur die over dit onderwerp beschikbaar is, en waar in veel gevallen de gevoeligheden van een ras (voor bijvoorbeeld vruchtboomkanker of schurft) nadrukkelijk worden genoemd.


Historic Fruit online: 


Op deze site van Wageningen Universiteit vind je de digitale versies van onderstaande pomologische naslagwerken (in volgorde van ouderdom):

J.H. Knoop, Pomologia (1758) en Fructologia (1763);
M. van Noort, Pomologia Batava (1830);
S. Berghuis, De Nederlandsche boomgaard (1868), deel 1: Appels;
en         .          .           .             deel 2 Peren en steenvruchten;
K.J.W. Ottolander [et al.], Het fruit uit Flora en Pomona (1876, 1879);
Lauche, W., Deutsche Pomologie: 100 Birnensorten (1882);
Lauche, W., Deutsche Pomologie: 100 Aepfelsorten (1882-1883);
H. de Greeff, Onze appels en peren (1905-1908);
R. Lijsten, A. Beeftink, Nederlandsche fruitsoorten (1942).


Wanneer je op rasnaam wilt zoeken, kijk dan bij de database van de (Engelse) National Fruit Collection

> http://www.nationalfruitcollection.org.uk/search.php


Afbeeldingen:
 
Twee plaatjes van spuitapperatuur uit Fred C. Sears: Traditional Orcharding, Practical Methods for Growing and Marketing Fruit, Massachusetts Agricultural College, Amherst 1914 (reprint The Lyons Press, Guilford, 2003)
(constateer hoe heerlijk onbevangen er toen nog gespoten werd, maskers of beschermende kleding kom je in dit boek nergens tegen; wel de opmerking dat de [onnozele] enkeling die niet spuit het imago van het fruit uit de betreffende streek grote schade kan berokkenen)

Daaronder: 
Tips voor gezond fruit uit 'grootmoeders tijd' uit de Tuinbouwgids van 1946
(de tekst is leesbaar als je op de afbeelding klikt)



woensdag 8 december 2010

Winterwerk




De Dikke Jongen is overal op voorbereid

Het kan 's winters lekker weer zijn om buiten te werken en dan is er ook genoeg te doen. Maar vorig jaar viel dat ernstig tegen, er lag toen maandenlang zo'n pak sneeuw dat er weinig te werken viel. Het enige voordeel was dat we, net als het jaar daarvoor, wat overhangende bomen konden laten vallen op het ijs van de gracht. Dat moest al heel lang gebeuren, want dat stuk water vormt de afscheiding met een achtergelegen stuk bouwland en valt onder de jaarlijkse schouw. Nu hoop ik in ieder geval dat de dooi eerst even door wil zetten zodat alles weer werkbaar en begaanbaar is. De winter is de tijd voor het grovere zaagwerk in de windsingels en in het geriefhout en voor het onderhoud aan het fruit. Appels en peren zijn prima bestand tegen wintersnoei, steenfruit (zoals pruim) moet je 's winters met rust laten.




Foto: dit is het weer dat we zouden willen bestellen: windstil, en liefst een bleek zonnetje. Hier is Manja bezig met de snoei van een appelstruik. Dit trouwens alleen voor het plaatje, want het snoeiwerk is in principe mijn afdeling. We hebben allebei onze eigen agenda voor het werk aan het terrein. Manja houdt zich bezig met alles wat niet houtig is (planten en moestuinen) en maait de intensief gebruikte terreindelen. Ik hou me meer bezig met de structuren zoals (takken-)hagen, de houtige gewassen en het grovere maaiwerk met bijvoorbeeld de bosmaaier of vingerbalk. Overigens is de aanwezigheid van poes Paf (afgeleid van Pavlov vanwege de manier waarop ze ons conditioneert en dresseert) niet geregisseerd. Paf houdt ons vaak gezelschap wanneer we buiten werken.



Dergelijke overhangende bomen zijn alleen te behappen als er voldoende sterk ijs ligt, want het is een hele klus om een flink stuk boom zonder zwaar materieel uit het water te krijgen. Dit karweitje deed ik eigenlijk op te dun ijs, daarom gebruik ik de stokzaag (een kettinzaag met een uitschuifbare steel); met een gewone kettingzaag sta je pal naast de vallende stam en dat is op onbetrouwbaar ijs niet zo handig. Op de achtergrond zie je een haag van gestopt snoeihout



Dit jaar zijn de knotlindes op het achtererf aan de beurt; die worden eens in de drie jaar gesnoeid, dan is het nog met de snoeischaar te behappen. Dit werk heb ik altijd met een uitschuifladder gedaan, maar die kon je lang niet altijd stevig neerzetten en dan sta je erg ongemakkelijk te werken. Dat het altijd goed is afgelopen was meer geluk dan wijsheid. Sinds een spectaculaire klauterpartij (de ladder viel en ik bleef in zo'n knoest hangen) doe ik het met een steiger, dat werkt wel zo comfortabel. Het snoeihout gebruik ik om de takkenhagen te stoppen


Tomaten



In de winter begint het al snel te kriebelen, dan worden de catalogi en zaadgidsen tevoorschijn gehaald en plannen gemaakt voor het komend jaar.
Wij hebben dozen vol, de meeste nog uit het pre-digitale tijdperk. Die zijn elk jaar opnieuw weer leuk. Sommige, zoals als de catalogi van Chiltern Seeds of de aloude 'Dikke Zadenlijst' van de Cruydt-hoeck, gebruikt Manja als naslagwerk. Als je even de tijd neemt om de de gebruiksaanwijzing van deze gidsen te doorgronden, heb je voor vrijwel alle soorten zaad een werkbare handleiding.


Maar goed, nu heb ik het even over tomaten en dan zijn catalogi vooral leuk om over rassen en hun eigenschappen te lezen. Voor het laten kiemen van tomatenzaad heb je geen gecompliceerde instructies nodig; dat kiemt doorgaans 1 op 1, zodat je heel gedoseerd kunt zaaien. Tomatenzaad is bovendien lang bewaarbaar, pas na een jaar of vier/vijf begint het kiempercentage terug te lopen.

Buitentomaten
Tomaten in de vollegrond zijn meestal problematisch. Dat komt door de gevoeligheid voor Phytophthora, een schimmel die de plant infecteert wanneer het blad langere tijd nat blijft. Er zijn wel (min of meer) resistente rassen: dat zijn vooral kerstomaatjes. Wanneer je tomaten onder een afdakje kweekt heb je meestal geen problemen, zolang je zorgt dat het dak voldoende overhuift.

Wanneer je tomaten in de open lucht wil kweken is - behalve resistentie - ook het aantal 'groeidagen' belangrijk, want problemen komen als regel pas later in het seizoen. Wat je dus nodig hebt zijn 'kortseizoen' (short-season) rassen; veel zaadfirma's noemen het aantal dagen tot de oogstbaarheid dat een ras nodig heeft, maar dat doen ze helaas niet allemaal. 
Mijn advies: gevoelige rassen en lang-seizoen tomaten altijd minimaal onder een afdakje, en de sterkere kort-seizoen rassen erbuiten.
Google maar eens op 'short-season tomatoes' (of 'cold climate to...') dan wordt alles snel duidelijk. 
Een voorbeeldje >
http://www.hgtv.com/landscaping/short-season-tomatoes/index.html
". . . Many of the other short-season varieties come out of Russia and other Eastern European countries, because tomatoes there naturally evolved to accommodate late snows and early frosts, Ibsen says. These new heirloom varieties — so named because they were passed on from generation to generation — have all the prized qualities of heirlooms such as unusual colors, shapes, and flavors and yet are hardy and disease resistant as well.. . ."

Waarschuwing: zelf gekweekte tomaten zijn verslavend lekker.



Boven - en op de foto hieronder rechts - 'zwarte' Russische vleestomaten (Black Krim)





Tomaten in de kas van borg Verhildersum in Leens (ras Ossekop)

Adressen:
Vreeken heeft een assortiment interessante kerstomaten > http://www.vreeken.nl/

Weblog (site) 'Diana's mooie moestuin' schenkt uitgebreid aandacht aan de teelt van tomaten > http://ruudendiana.webs.com/tomaten.htm
'Diana' verkoopt (of ruilt) ook zaden; ze is vooral gespecialiseerd in pepers, maar heeft ook een leuke collectie tomaten en paprika's (en nog veel meer) > http://www.freewebs.com/ruudendiana/zadenlijsttomaten.htm

zaden van Diana




zaterdag 4 december 2010

Fazanten

Er zijn eigenlijk altijd wel fazanten op het erf. 
's Zomers hoor je vooral de schorre roep van de hanen, en 's winters kom je ze overal tegen. Het lijken er dan ook meer. Waarschijnlijk zoeken ze hier dekking als de akkers kaal worden. We strooien vaak wat graan bij het huis, zodat we ze vanuit de keuken kunnen zien. Meestal komen ze in de avondschemering even controleren of daar nog wat te vinden is. Daarna verdwijnen ze naar hun slaapplaats, de wilgen bij de boomgaard in de Katuin.

Hier een toompje jonge hennen, gefotografeerd door zolderraam.

Twee hanen - die elkaar ruziënd achtervolgen - vanuit datzelfde raam. (foto begin mei 2010)
c